Bijvoeglijke naamwoorden in het Italiaans

Bijvoeglijke naamwoorden zijn een belangrijk onderdeel van elke taal. Met de onderstaande Italiaanse bijvoeglijke naamwoorden leer je in een mum van tijd veelgebruikte Italiaanse bijvoeglijke naamwoorden. Samen met andere basis zelfstandige naamwoorden en werkwoorden kun je hiermee snel basiszaken in het Italiaans uitdrukken. Bekijk voor nog meer Italiaanse bijvoeglijke naamwoorden onze leermiddelen voor Italiaans aan het einde van de pagina.
Basisbijvoeglijke naamwoorden in het Italiaans
Kleuren in het Italiaans
Gevoelens in het Italiaans
Ruimte in het Italiaans
Andere belangrijke bijvoeglijke naamwoorden in het Italiaans


Basisbijvoeglijke naamwoorden in het Italiaans


NederlandsItaliaans  
zwaar in het Italiaanspesante (pesante, pesanti, pesanti)
licht in het Italiaansleggero (leggera, leggeri, leggere)
correct in het Italiaanscorretto (corretta, corretti, corrette)
fout in het Italiaanssbagliato (sbagliata, sbagliati, sbagliate)
moeilijk in het Italiaansdifficile (difficile, difficili, difficili)
gemakkelijk in het Italiaansfacile (facile, facili, facili)
weinig in het Italiaanspoco (poca, pochi, poche)
veel in het Italiaanstanto (tanta, tanti, tante)
nieuw in het Italiaansnuovo (nuova, nuovi, nuove)
oud in het Italiaansvecchio (vecchia, vecchi, vecchie)
langzaam in het Italiaanslento (lenta, lenti, lente)
snel in het Italiaansveloce (veloce, veloci, veloci)
arm in het Italiaanspovero (povera, poveri, povere)
rijk in het Italiaansricco (ricca, ricchi, ricche)





Kleuren in het Italiaans


NederlandsItaliaans  
wit in het Italiaansbianco (bianca, bianchi, bianche)
zwart in het Italiaansnero (nera, neri, nere)
grijs in het Italiaansgrigio (grigia, grigi, grigie)
groen in het Italiaansverde (verde, verdi, verdi)
blauw in het Italiaansblu (blu, blu, blu)
rood in het Italiaansrosso (rossa, rossi, rosse)
roze in het Italiaansrosa (rosa, rosa, rosa)
oranje in het Italiaansarancione (arancione, arancione, arancione)
paars in het Italiaansviola (viola, viola, viola)
geel in het Italiaansgiallo (gialla, gialli, gialle)
bruin in het Italiaansmarrone (marrone, marroni, marroni)





Gevoelens in het Italiaans


NederlandsItaliaans  
goed in het Italiaansbuono (buona, buoni, buone)
slecht in het Italiaanscattivo (cattiva, cattivi, cattive)
zwak in het Italiaansdebole (debole, deboli, deboli)
sterk in het Italiaansforte (forte, forti, forti)
gelukkig in het Italiaanscontento (contenta, contenti, contente)
verdrietig in het Italiaanstriste (triste, tristi, tristi)
gezond in het Italiaanssano (sana, sani, sane)
ziek in het Italiaansmalato (malata, malati, malate)
hongerig in het Italiaansaffamato (affamata, affamati, affamate)
dorstig in het Italiaansassetato (assetata, assetati, assetate)
eenzaam in het Italiaanssolitario (solitaria, solitari, solitarie)
moe in het Italiaansstanco (stanca, stanchi, stanche)





Ruimte in het Italiaans


NederlandsItaliaans  
kort in het Italiaanscorto (corta, corti, corte)
lang in het Italiaanslungo (lunga, lunghi, lunghe)
klein in het Italiaanspiccolo (piccola, piccoli, piccole)
groot in het Italiaansgrande (grande, grandi, grandi)
hoog in het Italiaansalto (alta, alti, alte)
laag in het Italiaansbasso (bassa, bassi, basse)
steil in het Italiaansripido (ripida, ripidi, ripide)
vlak in het Italiaanspiatto (piatta, piatti, piatte)
ondiep in het Italiaanspoco profondo (profonda, profondi, profonde)
diep in het Italiaansprofondo (profonda, profondi, profonde)
smal in het Italiaansstretto (stretta, stretti, strette)
breed in het Italiaansampio (ampia, ampi, ampie)





Andere belangrijke bijvoeglijke naamwoorden in het Italiaans


NederlandsItaliaans  
goedkoop in het Italiaanseconomico (economica, economici, economiche)
duur in het Italiaanscostoso (costosa, costosi, costose)
zacht in het Italiaansmorbido (morbida, morbidi, morbide)
hard in het Italiaansduro (dura, duri, dure)
leeg in het Italiaansvuoto (vuota, vuoti, vuote)
vol in het Italiaanspieno (piena, pieni, piene)
vuil in het Italiaanssporco (sporca, sporchi, sporche)
schoon in het Italiaanspulito (pulita, puliti, pulite)
zoet in het Italiaansdolce (dolce, dolci, dolci)
zuur in het Italiaansaspro (aspra, aspri, aspre)
jong in het Italiaansgiovane (giovane, giovani, giovani)
oud in het Italiaansvecchio (vecchia, vecchi, vecchie)
koud in het Italiaansfreddo (fredda, freddi, fredde)
warm in het Italiaanscaldo (calda, caldi, calde)


Kleuren in het Italiaans

Downloaden als PDF

Vocabulaireboeken Italiaans

Leer Italiaans - Snel / Gemakkelijk / Efficiënt

Leer Italiaans - Snel / Gemakkelijk / Efficiënt

Dit boek bevat een reeks woordenlijsten met 2000 van de meest voorkomende woorden en zinnen, gerangschikt op basis van hun voorkomen in dagelijks taalgebruik. Dit vocabulaireboek volgt de 80/20-regel: het zorgt ervoor dat u eerst de belangrijkste woorden en zinsstructuren leert om u te helpen snel vooruitgang te boeken en gemotiveerd te blijven.
Italiaans vocabulaireboek

Italiaans vocabulaireboek

Dit vocabulaireboek bevat meer dan 3000 Italiaanse woorden en zinnen die zijn gesorteerd per onderwerp, zodat u eenvoudig kunt kiezen wat u eerst wilt leren. Bovendien bevat de tweede helft van het boek twee indexsecties die als basiswoordenboeken kunnen worden gebruikt om woorden in een van de twee talen op te zoeken. De 3 onderdelen samen vormen een geweldige informatiebron voor cursisten van alle niveaus.


Flashcards Italiaans

Flashcardo

Gratis Italiaanse Flashcards

Op Flashcardo kun je gratis online flashcards vinden voor meer dan 50 talen die je zullen helpen je vaardigheden in een hoog tempo te verbeteren




Gratis Leermaterialen